19.2.15

Algemeen



“Eigenlijk spreek jij heel weinig over jezelf, niet?”
“Wel, toen ik gisteren ging wandelen zag ik plots een licht schijnen.”
“Het Licht van God?”
“Ja.”
“En waarop scheen het? Op het water en op de landerijen?”
“Ja, dat ook.”
“Kan je niet iets specifieker zijn over waarop het scheen? Dat zou wel eens belangrijk kunnen zijn.”
“Neen.”
“Neen?”
“Als ik dat doe, zeggen waarop het Licht van God precies scheen creëer ik meteen alweer tweespalt, nijd en onbegrip.”
“Hemel, dat ik daar niet meteen aan dacht.”
“Dus zwijg ik beter.”
“Ja, of je kan beter algemeen blijven.
“Ja, eventueel.”



Geen opmerkingen: